In het hart
van de nacht
zit ik rechtop.
Mijn ogen willen niet sluiten,
maar zien wat er is.
Niets
zie ik.
Niets
hoor ik,
dan de stille stilte.
Niets
voel ik,
dan mijn eigen stille zijn.
Gedachten.
Het geweten
raast
onbesuisd, remloos.
Mijn hand
knipt het licht aan.
Mijn ogen willen zien,
vatten,
wat gaande is.
Er is alleen
mijn stille lichaam,
ingehouden adem.
Ik betast, voel, streel
Zal het haar uitmaken?
Eigen handen,
of die van een geliefde?
De ogen, de handen, de ziel
De stem
Van de ander
Dichtbij, dicht bij mij
Hoe kan het zonder?
Ik schreeuw
in de geluidloze nacht.
Zelfs de echo
bevestigt niet mijn bestaan
Alleen het warm
wat stroomt uit mijn ogen.
Als buiten,
buiten mij,
de morgen zich in grijze tonen aandient
hoor ik andere levens.
ze lopen voorbij,
vliegen voorbij.
Voorbij mij.
Raak me aan.
Bevestig mijn bestaan.
Ontketen mijn isolement.
Raak me.
Maak dat ik voel
dat ik niet kwijt ben.